GKA-Gemeenten uitgelicht: Heerenveen
In 2022 wordt het aantal GKA-agenda’s verdubbeld naar honderd. In een agenda staat beschreven welke interventies binnen de gemeente worden uitgevoerd om kansengelijkheid te bevorderen. De lokale context en uitdagingen zijn in elke gemeente anders, wat elke agenda uniek maakt. Daarom gaan we met nieuwe en bestaande GKA-gemeenten in gesprek over hun agenda’s en de lokale context waarin zij werken. Dit keer waren wij in gesprek met Jelle Zoetendal, wethouder onderwijs uit Gemeente Heerenveen.
Hoe zou u Gemeente Heerenveen omschrijven op het gebied van kansengelijkheid?
Met ruim 50.000 inwoners is Heerenveen een van de grotere gemeenten van Friesland. Ongeveer 8.000 inwoners zijn jonger dan 15 jaar. Wij vinden dat zij veilig en evenwichtig moeten kunnen opgroeien in de gemeente Heerenveen. En de kans hebben zich – thuis, op school en daarbuiten – goed te kunnen ontwikkelen en voor te bereiden op de toekomst. Voor de meeste kinderen in Heerenveen is dat ook zo. Maar dit geldt niet voor iedereen; soms zijn er omstandigheden waardoor kinderen het moeilijker hebben. Achtergrond, afkomst of de financiële situatie thuis kan hier een rol in spelen. Doordat de gemeente bestaat uit 21 dorpen, is de spreiding van kansenongelijkheid vaak groter en daardoor ook lastiger zichtbaar. Het bevorderen van kansengelijkheid vraagt dus een andere aanpak dan in grootstedelijke gebieden.
Met welke interventie van jullie GKA-agenda gaan jullie de komende jaren kansengelijkheid stimuleren?
Ondanks dat kansenongelijkheid vaak zichtbaar wordt in het onderwijs, is het verbeteren van gelijke kansen voor ieder kind een opdracht voor iedereen. Ook in de gemeente Heerenveen is hier al langer aandacht voor: vanuit het LEJA (Lokale Educatieve Jeugd Agenda) hebben gemeente- en onderwijsbesturen in 2019 de verklaring ‘Samen aan de Slag’ ondertekend. Het thema kansengelijkheid is hierin ook een belangrijk speerpunt.
Het GKA-programma richt zich op de wijk De Greiden: een kinderrijke buurt, waar veel kind- en sociale voorzieningen zijn. In deze wijk liggen ook al plannen om een positieve opvoed- en opgroeiomgeving te stimuleren. Daarnaast is de wijk één van de zes accentwijken (gebaseerd op de lage SES en gezondheidsmonitor) binnen de gemeenten.
We starten met het in kaart brengen van wat kinderen nodig hebben om zich beter te kunnen ontwikkelen. De focus ligt hierbij op kinderen die het meest afhankelijk zijn van hun ‘thuis’ en voorzieningen en onderwijs in de wijk. Dit betekent kinderen in de leeftijd tot 15 jaar. In de wijk de Greiden gaat het dan om ruim 1.200 kinderen. Dit doen we met elkaar: scholen, kinderopvang, maatschappelijke organisaties én ouders. Op deze manier hebben we kinderen en behoeften sneller in beeld. Ouderbetrokkenheid is een belangrijke voorwaarde voor het succes van de aanpak. Vanuit de inventarisatie worden definitieve keuzes gemaakt voor de uitwerking van interventies. De aanpak die we hier neerzetten kunnen we vervolgens ook inzetten in andere (accent)wijken in de gemeente.
Wat hoopt u dat de samenwerking met de GKA jullie als gemeente brengt?
Door aan te sluiten bij de GKA kunnen we het onderwerp ‘kansenongelijkheid’ nog sterker op de agenda zetten binnen onze gemeente. Juist nu extra belangrijk, doordat de coronapandemie de kansenongelijkheid extra vergroot. Met onze interventie(s) willen we andere – vergelijkbare – gemeenten inspireren. Maar ook willen we lering trekken uit interventies die ingezet worden door andere gemeenten. Samen bereiken we meer.
“We zien dat de verschillen in de samenleving steeds groter worden. Dit heeft impact op het opvoeden en opgroeien van onze kinderen. Het is onze gezamenlijke verantwoordelijkheid om er voor te zorgen dat ieder kind gelijke kansen krijgt, en hoe of waar je opgroeit hier geen rol in speelt. Bij gelijke kansen gaat het er niet om dat alle kinderen dezelfde ontwikkeling doormaken. Maar wél dat ieder kind het vertrouwen krijgt om zich te ontplooien en het maximale uit zichzelf te halen. In Heerenveen willen we daar blijvend aan werken, ook daar waar het dus niet altijd vanzelfsprekend is.”