Als veerkracht en talent het doel is, wijzen welbevinden en betrokkenheid de weg

‘Als we anders kijken, dan zien we meer’. Dat is het motto van emeritus-hoogleraar Ferre Laevers. In zijn baanbrekende theorie voor kwaliteitsonderwijs zijn welbevinden en betrokkenheid de belangrijkste pijlers. De ervaring en de beleving van kinderen staan hierin centraal. De theorie van Laevers wordt zowel in Vlaanderen als Nederland volop toegepast.

Ferre Laevers is emeritus-hoogleraar aan de Universiteit van Leuven en directeur van het centrum voor ervaringsgericht onderwijs CEGO. Onder zijn leiding zijn er in Vlaanderen andere indicatoren ontwikkeld om de pedagogische kwaliteit te meten. De bekendste theorie van het centrum is de invoering van welbevinden en betrokkenheid om pedagogische kwaliteit te meten.

Laevers sprak op 7 maart tijdens de bijeenkomst van het programma School en Omgeving. Hij nam het publiek mee in zijn visie op het meten van pedagogische kwaliteit. En legt uit hoe je dat aanpakt als leerkracht. Nieuwsgierig? Bekijk zijn presentatie hier.

‘Welbevinden is niet meer soft. Corona maakte duidelijk hoe cruciaal mentale gezondheid is en hoe kwetsbaar kinderen en jongeren zijn. Er komt steeds ruimte voor dit perspectief nu onderwijs en opvoeding midden in het politieke debat staan’, aldus Laevers. De kwaliteit van onderwijs wordt vaak bekeken vanuit de aanpak; de gebruikte methode of de effecten. Vanuit de ervaringsgerichte visie kan je daar een derde invalshoek aan toevoegen; het proces. Ervaringsgericht kijken betekent dat je je empathie volledig benut. Ga na hoe het kind zich voelt en of het in diens element is tijdens activiteiten. Hoe meer welbevinden en betrokkenheid hoe effectievere opvang en onderwijs.’

‘Een daling in welbevinden en betrokkenheid zien we als een eerste signaal. Zonder tussenkomst kan dit gaandeweg leiden tot disfunctioneren en demotivatie. Dat is dan weer aanleiding tot lagere prestaties, blijven zitten en uiteindelijk – in het voortgezet onderwijs – drop-out. De ervaringsgerichte benadering heeft ook gevolgen voor de manier waarop we naar de opbrengsten van onderwijs kijken. Kennis is niet het ultieme doel. Het is onderdeel van iets groters; competenties en talenten. Bij het evalueren van onderwijs is de test hoe leerlingen zich in nieuwe situaties weten te redden, hoe goed ze uitgerust zijn als het gaat om kleine en grote motoriek, taal en logisch denken, het begrijpen van de fysische en sociale werkelijkheid, zichzelf sturen en ondernemend zijn, sociale competentie en zich verbonden voelen met anderen en de wereld.’

Volgens Laevers moeten we deep level learning nastreven. Deep level learning is begrijpend leren waarbij je een intrinsieke motivatie ontwikkeld. Het is het tegenovergestelde van oppervlakkig leren. Deze laatste vorm geeft minder inzicht en voldoening. Bij deep level learning wordt nieuwsgierigheid gestimuleerd en betrokkenheid aangewakkerd. Ben je betrokken? Dan stijgt je welbevinden en het vormt de basis voor creativiteit. Om dat te bereiken is een hoog niveau van betrokkenheid onmisbaar.

Wat is betrokkenheid?

Betrokkenheid is de pure concentratie die je waarneemt wanneer mensen in een activiteit opgaan en niet af te leiden zijn. Je bent betrokken als er absolute concentratie en uitgesproken interesse is. Daarnaast moet het een intense mentale activiteit zijn waarbij je je aan de grens van je mogelijkheden beweegt. Een activiteit moet je dus uitdagen en fascineren. Het ontbreken hiervan leidt tot oppervlakkig leren.

De Leuvense Betrokkenheidsschaal is een middel om betrokkenheid te meten. Laevers daagt docenten uit om op verschillende momenten de betrokkenheid van leerlingen te meten. Dat doe je door het scannen van situaties. Je maakt dan als het ware een momentopname waarin je de betrokkenheid vastlegt. Deze scan past in de evaluatie die elke leerkracht periodiek doet.

De Leuvense Betrokkenheidsschaal

  1. Geen activiteit: doet nauwelijks mee met activiteiten – wegdromen, friemelen, oppervlakkig rondkijken – handelingen zonder aandacht
  2. Onderbroken activiteit: activiteit met beperkte aandachtspanne – afgewisseld met afhaken – wegkijken – het leidt nauwelijks tot resultaat
  3. Aangehouden activiteit zonder concentratie: is bijna doorlopend bezig – heeft door wat er moet gebeuren – de activiteit verloopt routineus – is niet echt geïnteresseerd
  4. Activiteit met intense momenten: ononderbroken actief met momenten van hoge betrokkenheid – is duidelijk geïnteresseerd – zet capaciteiten in – geniet
  5. Aangehouden intense activiteit: is nagenoeg doorlopend geconcentreerd - door niets af te leiden – aangesproken – werkt op de grens van diens kunnen

Waar begin je?

Je kan kleine stappen zetten om de kwaliteit van onderwijs te verhogen. Denk aan:

  • Het aanpassen van het lesmateriaal en de werkvormen of de volgorde waarin je activiteiten aanbiedt.
  • Bouw voort op eigen ervaringen en stel jezelf de vraag hoeveel welbevinden en betrokkenheid je ziet.
  • Het duiden, het leren begrijpen, dat moet geactiveerd worden. Dat doe je door een andere bril op te zetten en kinderen te observeren. In het onderwijs ligt de focus vaak op prestaties. Kinderen die niet bijzonder slecht of goed presteren vallen daardoor minder op.
  • Oefen en praat erover met collega’s. Zoek mensen op die dezelfde visie hebben en willen oefenen.

Op de website van het CEGO staan verschillende tools en trainingen voor leerkrachten om het meten van welbevinden en betrokkenheid te oefenen.