Hoe kun je zorgen dat je school een afspiegeling vormt van een gemengde buurt? Twintig jaar ervaring van de Nieuw Park Rozenburgschool in Rotterdam
‘Onze school is een gemengde buurtschool, de leerlingen vormen een juiste afspiegeling van de wijk: kinderen met verschillende etnische, culturele en sociale achtergronden zitten bij elkaar in de klas. Door het hanteren van gescheiden instroomlijsten zorgen wij ervoor dat de schoolbevolking gemengd blijft.’ Zo staat het op de website. Heel strikt hoeven de instroomlijsten inmiddels niet meer gehanteerd te worden, maar geloot wordt er nog wel, zo vertelt Kees Adriaansen, de directeur van de Nieuw Park Rozenburgschool die twintig jaar ervaring heeft met deze aanpak.
Het verhaal begint met een initiatief van hoogopgeleide ouders in de wijk Kralingen Oost, die in 2003 overwogen om een eigen school te stichten. Het ging om een groep van 200 tot 250 gezinnen met duidelijke wensen over onderwijs. Kees Adriaansen was net begonnen als directeur van de Nieuw Park Rozenburgschool – een school binnen het schoolbestuur Kind en Onderwijs Rotterdam -- en ging met ouders van het initiatief in gesprek. Hij vertelde hen dat de school graag wilde laten zien dat je ook een echte afspiegeling kan zijn van de wijk Kralingen Oost, een zeer diverse wijk met hele dure panden en sociale woningbouw. Hij ging naar bijeenkomsten, bracht ouders van het initiatief op avonden in contact met ouders die al kinderen op school hadden, organiseerde ochtenden waar kinderen van beide groepen ouders spelenderwijs met elkaar konden kennismaken.
Uiteindelijk is er en convenant opgesteld met afspraken, waarin stond dat iedereen wilde dat het een gemengde school werd en wat dat ‘gemengd’ dan in zou houden. Afspraken over hoe de afspiegeling eruit zou zien, niet alleen de eerste jaren maar ook over zeg 20 jaar. Directeur Kees Adriaansen pakt het convenant uit een kast en leest voor: “Omwille van het bevorderen van integratie en het met elkaar in contact brengen van alle verschillende Kralingers die in de wijk wonen, zal ernaar worden gestreefd een zodanige instroom te krijgen dat er een adequate mix ontstaat van kinderen uit de verschillende sociaaleconomische en culturele milieus.”
Die afspraken werkten twee kanten op: door percentages af te spreken hadden de nieuwe ouders de zekerheid hoeveel van ‘Ons Soort Mensen’ (zoals zij het noemden) er op school zaten, terwijl de school de zekerheid had dat de populatie niet teveel zou ‘verwitten’ (zoals dat toen werd genoemd). De afspraken over percentages gingen over opleidingsniveaus. De verhouding zoals die in Kralingen Oost was tussen hoger- en lager opgeleiden (70 en 30%) zou terugkomen in de school; daarbij zou een marge worden aangehouden van 10%, gemeten over de hele school. Die verhouding kun je realiseren door met dubbele instroomlijsten te werken, één voor hoger opgeleide ouders en één voor lager opgeleide ouders.
Wanneer zijn jullie begonnen met dubbele instroomlijsten?
Direct vanaf 2005, het moment dat we gestart zijn met de gemengde school en met het convenant (dat getekend werd door ouders, schoolbestuur en gemeente). Daarin stonden uitgangspunten en afspraken over instroombeleid en richtinggevende percentages.
In het begin hebben we daar echt op gestuurd en al snel was dat sturen voornamelijk nodig om te zorgen dat er niet teveel hoger opgeleiden binnenkwamen – anders dan iedereen altijd denkt. Nu hebben we dat niet meer nodig, want nu krijgen we het in een verhouding binnen waarvan je kunt 2 zeggen dat het is zoals het hoort, het is een natuurlijk proces geworden. Het is 70-30, 75-25, dat wisselt ook wat per jaargroep, soms ook 65-35 of 80-20, maar overall gezien komt dat redelijk uit.
Na een paar jaar groeide de school uit z’n jasje en moesten we kinderen uitloten. Ergens in 2006 waren dat 30 tot 40 gezinnen en die heb ik toen uitgenodigd. Ik heb verteld dat ik als directeur van meerdere scholen ook de Arentsschool had en heb de ouders daar uitgenodigd. Ook daar heb ik weer verteld dat er iets moois gemengds zou kunnen ontstaan. Het succes op de Nieuw Park Rozenburgschool hielp wel om mensen over de streep te trekken. Een verschil was, dat we bij de Nieuw Park Rozenburg een groep van 200 tot 250 gezinnen hadden en de onderbouw was daarom al heel snel geheel gemengd. Bij de Arentsschool duurde dat veel langer, omdat het aantal ouders kleiner was. De wijk Kralingen West (waar de Arentsschool staat) zag er bovendien toen ook anders uit, de verhouding was anders: 60% hoger opgeleid en 40% lager opgeleid. Dat was een stuk complexer te bewerkstellingen, want je hebt vooral massa of grotere aantallen nodig. Mijn advies is daarom ook altijd: zorg dat je veel mensen met dezelfde achtergrond bij elkaar krijgt. Dat doen wij nu ook nog steeds. We hebben op allebei de locaties zes keer per jaar een open dag, dan zien die ouders elkaar en dan komen ze vaak ook bekenden tegen en dat werkt. Op de kleinere locatie hebben we daarnaast ook speelochtenden voor peuters. Je moet echt heel erg investeren, continu, en dat is waar mensen zich weleens in vergissen.
Hoe is het georganiseerd met die twee instroomlijsten?
Bij ons op school maakt het eigenlijk niet uit wanneer ouders hun kind aanmelden, want zij moeten loten. Of je één jaar of een dag voor de loting aanmeldt, je komt allemaal op dezelfde lijst(en) en bent gelijk. De eerste paar jaar zijn we van twee wachtlijsten uitgegaan, waarbij we naar opleidingsniveau hebben gekeken en niet naar afkomst – dat laatste mocht niet en vonden we ook onjuist. Sociaaleconomische positie en opleidingsniveau zegt meer over achterstanden dan de culturele component. In die eerste jaren konden we de kinderen van lager opgeleide ouders zonder meer plaatsen, en onder de kinderen van hoger opgeleide ouders moesten we loten. Op dit moment is het zo dat we eigenlijk alles op één lijst kunnen plaatsen, want de instroom is behoorlijk gelijkmatig en er is sprake van een soort natuurlijk evenwicht. We werken nu dus ook niet meer met gescheiden instroomlijsten en dat stuk is nu niet meer zo spannend. Als we zien dat het scheef gaat lopen naar de ene of de andere kant, dan hebben we de mogelijkheid om wel met twee lijsten te gaan loten. We houden dat bij, want anders gaat het hele idee van de gemengde school verloren.
Bij de indeling van de groepen letten we overigens ook op de samenstelling, bijvoorbeeld als je vier groepen 1 hebt. Net zoals we letten op de verhouding meisjes/jongens (maar op dat laatste loten we niet).
Wat zijn positieve kanten van een gemengde school die een afspiegeling is van de buurt?
Het is eigenlijk een win-win situatie. In het algemeen hebben kinderen van lager opgeleide ouders ongelooflijk veel voordelen bij een gemengde school, met name op leerniveau; en kinderen van hoger opgeleiden pakken vooral op sociaal niveau heel veel mee, zij krijgen mee hoe het in een grote stad in z’n werk gaat. Wij krijgen dat ook terug van de VO scholen: dat het bij kinderen die hier vandaan komen cognitief goed zit maar juist ook sociaal-emotioneel, omdat ze geleerd hebben echt gezamenlijk op te groeien. En dat blijft ons belangrijkste streven. Het is gek dat als je in een duur 3 pand woont je nooit gespeeld hebt met kinderen uit een huurflat, en andersom; en dat gebeurt nu, ze komen ook bij elkaar op kinderfeestjes en noem maar op. Voor ons is dat inmiddels een vanzelfsprekendheid en dat is gelukkig ook voor ouders en kinderen zo.
Zijn er ook minder positieve kanten?
Wat voor ons nadelig is geweest, is dat de budgetten veranderen als je mengt. We hadden wat dat betreft bij wijze van spreken beter een officiële ‘achterstandsschool’ kunnen blijven. Er gingen wel verhalen dat wij van de gemeente extra middelen zouden krijgen, maar dat was niet zo. En vanuit het ministerie kregen we ook niets. Toen wij als school verhuisden naar een ander postcodegebied binnen Kralingen Oost kregen we ook minder geld, zo’n 3,5 á 4 ton per jaar (omdat scholen in bepaalde postcodegebieden extra geld kregen), terwijl we dezelfde leerlingpopulatie behielden.
Als je wilt dat scholen gaan mengen, dan zou je ze daarentegen ook kunnen belonen. Maar dat is dus nooit gebeurd. Wij hebben nu 650 kinderen en ongeveer een derde daarvan voldoet aan de officiële kenmerken voor achterstandsleerlingen; dat zijn ongeveer 200 kinderen en dat is net zoveel als sommige basisscholen in Rotterdam.
Dat is ook om een andere reden jammer. We zien namelijk zoals gezegd dat het leerniveau van kinderen uit achterstandssituaties omhoog gaat, met andere woorden de kansengelijkheid wordt vergroot door de samenstelling van de leerlingpopulatie, omdat kinderen zich aan elkaar optrekken. In elk kind zit veel potentie, op verschillende gebieden, en elk kind wil het graag goed doen en ook uitgedaagd worden. Daarom hebben wij hoge verwachtingen en dat zie je terug in de resultaten. De leeromgeving is echt bepalend en wanneer meer scholen een gemengd karakter zouden hebben, dan zou dat meer opleveren voor kansengelijkheid dan alleen maar extra geld aan achterstandsscholen geven. Ik vind het goed dat het geld terecht komt waar het nodig is, maar soms denk ik gaan we bepaalde subsidies niet teveel één richting op duwen.
Wat betekent een gemengde school voor het team?
Wij halen behoorlijk hoge resultaten en iedereen denkt dat het makkelijk is, maar het is juist heel complex omdat de diversiteit enorm groot is. De school heeft een lage weging als het gaat om het aantal achterstandsleerlingen, maar gezien de diversiteit een hoog spreidingsgetal. Ons spreidingsgetal is ook relatief heel hoog omdat we veel kinderen aan de bovenkant en onderkant hebben maar in het midden niet zoveel. Daar moet je je onderwijs op afstemmen. We hebben heel lang met een vaste club mensen in het team gewerkt en we hebben weinig verloop. Daarnaast zijn we ook al heel lang bezig met het zelf opleiden van leerkrachten die vanuit een opleiding hier komen. Zo is het gelukt om in alle groepen vijf dagen in de week bevoegd personeel te hebben. Men weet vaak niet wat er juist op dit soort gemengde scholen speelt, ook wat betreft problematieken (bijvoorbeeld achter de voordeur of het aantal vechtscheidingen) – het is complexer dan men zich bedenkt.
Welke tips heb je voor andere scholen?
Als je wilt dat mengen van de leerlingpopulatie lukt, dan zul je in eerste instantie heel strak moeten kijken naar opleiding van de ouders. Men is dan voornamelijk bang dat je gezinnen uit achterstandssituaties gaat uitsluiten, maar wij hebben gemerkt dat hier het omgekeerde gebeurde.
Het is zoals ik eerder aangaf een continue investering, veel in gesprek zijn met groepen mensen (niet individuen), altijd zorgen dat je mensen bij elkaar haalt, vanuit dezelfde straten en achtergronden, dat je ze met elkaar in gesprek brengt. En dan op een gegeven moment de andere groep ouders erbij halen. Activiteiten organiseren om groepen ouders bij elkaar te brengen als ze er eenmaal zijn. Als je zoiets doet moet het ook echt helemaal binnen de filosofie van de school passen, je moet er voor de volle honderd procent achter staan. Lange adem en doorzettingsvermogen hebben en echt heel veel investeren. Wij zijn een nieuwe locatie gestart en dan gaat het niet vanzelf dat kinderen die hier worden uitgeloot daar naartoe gaan. We hebben daarom bijvoorbeeld ook op een aantal zaterdagen open dagen gehouden daar. Nooit denken dat je klaar bent want er kan maar iets te gebeuren en de groep hoger opgeleiden is weg. Dus veel overtuigen en heel veel laten zien. Het is kortom een lange geschiedenis en het is een proces dat nooit stopt. Je blijft er dagelijks mee bezig, alert op wat er speelt en gebeurt.
Waar ik zelf nog het meeste trots op ben is niet zozeer dat we het aanvankelijk voor elkaar gekregen hebben, maar dat we nu al bijna twintig jaar kunnen laten zien dat het wel werkt. En dat we in die jaren bijna geen kinderen en ouders hebben gehad die uit onvrede weggingen. Er loopt hier een grote diversiteit aan kinderen en ze spelen allemaal met elkaar. Iedereen moet zich hier welkom voelen.
Dit artikel is afkomstig van Gemengdescholen.nl