Lezen is meer dan het opnemen van informatie

Nederland was ooit het meest geletterde land van Europa. Nu lopen we in lees- en schrijfvaardigheden niet voorop. Hoe kunnen we dat verbeteren? Met die vraag houdt hoogleraar Els Stronks zich dagelijks bezig. We gingen met haar in gesprek over het niveau van basisvaardigheden op Nederlandse scholen en filosofeerden over oplossingen. Zoals de succesformule in Ierland. ‘Lezen is informatie opnemen en dus cognitief werk. Maar ook voelen, denken, ervaren, reflecteren en dingen door je heen laten gaan.’

Els Stronks

‘Op dit moment staat Nederland in Europa op de één na laatste plek als het gaat om leesvaardigheid, zoals gemeten in het PISA-onderzoek. Er wordt veel gekeken naar voor de hand liggende oorzaken, zoals dat kinderen te veel op hun telefoon zitten of dat er meerdere talen in ons land worden gesproken. Bijvoorbeeld door de komst van migranten. Die oorzaken spelen echter in een land als Ierland ook. En toch scoren Ierse kinderen beter, nadat ze het een tijd ook niet zo goed deden. Daarom is dat land een interessante benchmark.  Er is daar iets grootschaligs veranderd in het leesonderwijs. Het hele Ierse systeem is in korte tijd met succes omgegooid. Er is meer tijd vrijgemaakt voor lezen op school. Dat is wat zij goed gedaan hebben. Dus niet ergens een radartje, maar een breed gedragen keuze maken voor meer lezen en dat ook echt doen.’

Stronks is hoogleraar Vroegmoderne Nederlandse letterkunde bij het departement Talen, Literatuur en Communicatie van de Universiteit Utrecht. De focus van haar onderzoek is geletterdheid en onderwijs, en digitale analyse van vroegmoderne teksten. Ze doet in het bijzonder onderzoek naar multimediale onderwijsplatforms voor lees- en schrijfonderwijs.

Ierland versus nederland

Ierland is in vijftien jaar van de bodem naar de top gegaan in de PISA-lijsten. In korte tijd zijn er grote stappen richting verbetering gemaakt. Stronks werd eerder dit jaar geïnterviewd door Het Parool over de succesformule van dat land. Waar Nederland worstelt met leesvaardigheid onder kinderen en jongeren, blijkt Ierland een succesverhaal te schrijven.

PISA staat voor Programme for International Student Assessment. Het is het grootste internationaal vergelijkende onderzoek naar de prestaties van 15-jarige leerlingen op het gebied van wiskunde, lezen en natuurwetenschappen.

De clou zit aan het einde

Of de Ierse aanpak in Nederland werkt, is de vraag, aldus Stronks. ‘Sinds ongeveer 1995 hebben wij leesonderwijs dat sterk cognitief van aard is. Lezen wordt gezien als een vorm van informatieverwerking. Al lezend maak je schema’s van de kennis die je opdoet. Het maken van die schema’s gaat gemakkelijker als je de tekststructuur herkent en verbanden in de tekst ziet. Dan kan je informatie op een bepaalde manier opnemen, het ordenen in je hoofd en het vervolgens onthouden. Op dat idee over lezen is het leesonderwijs in Nederland heringericht.’

’Dit is destijds zo ingericht omdat ervaren lezers veel doen met de verwerking van de informatie die ze in tekststructuren vinden. Zij zien bijvoorbeeld meteen wat ze wel en niet moeten lezen;  weten dat de clou van het verhaal vaak aan het einde zit. Deze mensen kunnen citaten onderscheiden en waarderen en  snel koppen en titels interpreteren. Bij de invoering van zo op cognitie gericht leesonderwijs was de veronderstelling: als we beginnende lezers dat ook leren, dan kunnen zij sneller de juiste informatie verwerken. Maar, we komen er nu achter dat die manier van leesonderwijs niet zo goed werkt. Althans, niet in de mate waarin Nederland dat doet. In Ierland was deze vorm van leesonderwijs er ook, maar in mindere mate. Hier lezen we veel minder door de grote aandacht voor het aanleren van die cognitieve strategieën, en we doen ook minder aan cultuuronderwijs, het lezen van boeken.  In Ierland is hier wel veel aandacht voor. Daar is het vanzelfsprekend dat kinderen, al vanaf een jaar of zes, de klassiekers gaat lezen. Zulk cultuuronderwijs breidt je leeservaringen uit. Lezen is dan meer dan allen informatie opnemen. Het is cognitief werk, maar ook emotioneel. Voelen, ervaren, reflecteren en dingen door je heen laten gaan. Lezen moet uiteindelijk leiden tot het laten opgroeien van rationele weldenkende, zelfstandige burgers maar die moeten juist ook goed met hun affect en gevoel om kunnen gaan.’

‘We hebben destijds gekozen om van cultuuronderwijs af te stappen, met het idee dat lezen instrumenteel is voor dagelijkse zaken. Denk aan het kunnen lezen van een brief van de Belastingdienst. Het doel is jou als burger in staat te stellen te functioneren. We hebben dat wat te plat gemaakt, tot “een administratief gezien goed functionerend persoon”. Iemand die in staat is om informatie te begrijpen en tot zich te nemen.’ Maar die persoon wortelt in een cultuur die informatie nooit waardevrij maakt. Juist het om kunnen gaan met de waarde van informatie blijkt van belang.

Culturele kennis
‘Er is lang gedacht dat leerlingen dat culturele kennis niet zo hard nodig hebben. Dat toetsen waarin culturele kennis verondersteld wordt, de leerling benadelen. Dat was ook een reden om leesonderwijs rond het cognitieve in te richten. Het idee daarachter is dat leerlingen die over weinig culturele kennis beschikken, per definitie laag scoren op toetsen waarin wordt verondersteld dat ze die kennis hebben.’

Stronks geeft een voorbeeld: ‘Stel je leest een tekst over dagboeken, waarbij ervanuit wordt gegaan dat je het dagboek van Anne Frank hebt gelezen. Als je dat niet hebt gelezen, en er wordt direct aan gerefereerd (bijvoorbeeld omdat in die tekst staat dat iedereen wel een Kitty zou willen in zijn of haar leven), dan sta je meteen op een achterstand. Door die culturele kennis minder zwaar te laten wegen,  kan je eerlijker toetsen en geef je gelijker onderwijs. Dat is het idee.  De toetsing is daarom heel erg gericht op cognitieve opbrengsten. Denk aan het herkennen van structuren en argumentatie. De toetsing is dus verwijderd geraakt van wat je van de tekst begrijpt of wat de tekst voor jou betekent.’

‘We hebben het probleem zelf gecreëerd’
‘We komen er nu achter dat die manier van leesonderwijs geven heel saai is voor leerlingen. In het LeesEvolutieproject (waar Stronks vanuit de Universiteit Utrecht bij betrokken is, red.) zeggen we daarom dat we het probleem rond leesmotivatie en leesplezier zelf hebben gecreëerd. In dit type leesonderwijs is leesmotivatie een veel groter probleem geworden dan het ooit was.

‘Het is niet zo dat we een hele grote groep slechte lezers hadden voordat we met de invoering van dit type onderwijs begonnen. Ook in het verleden vonden kinderen lezen vervelend, moeilijk en naar, want het is een zware belasting voor je hoofd. Het is makkelijker om naar afbeeldingen of een video te kijken, dan dat je zelf aan de slag moet. Als je leest dan moet je je dingen voorstellen, verbeelden en bedenken. We weten al eeuwenlang dat we moeite moeten doen om kinderen aan het lezen te krijgen. Maar wat we nu aan tegenzin gecreëerd hebben, gaat verder dan het soort aarzeling dat je kunt laten verdwijnen door te zeggen dat lezen leuk is, leerlingen op sleeptouw te nemen en ze te leren door de zure appel heen te bijten’.’’

LeesEvolutie is een NWO-project, horend bij de Nationale WetenschapsAgenda (NWA) met de Universiteit Utrecht als penvoerder. Tussen 2024 en 2032 werken consortiumleden samen met partners buiten het consortium aan de herinrichting van het Nederlandse leesonderwijs. LeesEvolutie wordt mogelijk gemaakt door hoofdsponsor NWO. Om betere antwoorden te geven op de vraag wat werkt in het verbeteren van leesvaardigheid, trekken in dit project wetenschappelijke disciplines nu samen op. Onderzoek en praktijk sluiten ook nauwer op elkaar aan. Steeds wordt meegenomen hoe lezen door digitale media verandert, en het leesonderwijs daarop in kan spelen. Op basis van evoluerende inzichten zorgen onderzoekers met leerlingen, docenten, docentenopleiders, methoden- en toetsmakers en beleidsmakers voor herinrichting van het Nederlandse leesonderwijs.

‘Dat maakt dat we eerst iets moeten veranderen aan het leesonderwijs. Je kunt niet mensen eerst gemotiveerd maken en dan laten lezen. Zo werkt het niet. Motivatie moet komen omdat lezen lastig is, maar wel heel leuk blijkt te zijn. Met het LeesEvolutieproject zeggen we dat het gedrag moet veranderen. Hoe we dat moeten doen kunnen we bijvoorbeeld van Ierland leren.’

Waarom is het moeilijk om dat terug te draaien? Waarom kunnen we niet de methode weggooien en een stapel boeken neerleggen?
Stronks zet drie redenen op een rijtje:

1: Het cognitief lezen is zo systematisch doorgevoerd van methoden tot toets, dat je als school moeilijk kunt zegen dat je totaal iets anders gaat doen Dat vereist durf en lef.

2) Veel docenten die nu geschoold worden, hebben ook niet veel gelezen. Dat betekent niet dat ze niet kunnen lezen, maar dat ze het niet veel hebben gedaan. Het huidige leesonderwijs hebben we namelijk al 25 jaar. Dus het is lastig om het samen met deze docenten te veranderen.

3)  Kijk naar het nieuwe Hoofdlijnenakkoord. Alles wat in het onderwijs moet gebeuren, moet bewezen effectief zijn. Dat betekent in de praktijk vaak dat er onderzoek moet zijn waar in experimenten is aangetoond dat iets werkt. Het nadeel is dat je in die experimenten maar kleine dingen kunt veranderen in het bestaande leesonderwijs. Anders weet je niet wat verbetering of verslechtering veroorzaakt. Dat type onderzoek staat geen hele grote verandering toe, omdat de causaliteit beoogt aan te tonen (dat als je het één doet, het andere gebeurt). Een grote draai kunnen we dus moeilijk maken als de eis is dat alles bewezen moet zijn voor we het in kunnen voeren.’

Wat kunnen we dan wel doen?
‘We moeten weer boeken gaan lezen en accepteren dat kinderen zo kennis opdoen die niet direct nuttig, handig, nodig of informatief lijkt. Zodat ze hun hele leven blijven lezen, en weten welke kennis ze kunnen opdoen door lezen. Van oudsher was Nederland heel goed in leesonderwijs. Het is geen gegeven dat we het nooit konden. Dat is niet zo. Het kan weer ons ding worden.’

Dit is deel 1 van het interview met Els Stronks. Volgende week verschijnt het vervolg waarin we dieper ingaan op evidence based denken, effectieve methodes voor het meten van leesvaardigheid en de invloed van technologie en schermen.