De kracht van woorden: hoe de BSA kinderen helpt hun potentieel te bereiken
Annemarie Damshuiser werkt voor de Brede School Academie (BSA) Schiedam. Een bijzonder initiatief waar kinderen die moeite hebben met begrijpend lezen en een beperkte woordenschat hebben, geholpen worden om hun leerpotentieel volledig te benutten. Hoe pakken zij dit aan? En wat is de succesfactor? We gingen in gesprek met Annemarie.
Voor wie is de BSA?
‘De Brede School Academie (BSA) is een programma voor kinderen uit groep 6, 7 en 8. Het gaat hier in het bijzonder om kinderen die wat extra hulp kunnen gebruiken bij de voorbereiding op het voortgezet onderwijs. Vaak zijn dit kinderen die thuis een andere taal spreken, waardoor hun Nederlandse woordenschat en het niveau van begrijpend lezen wat achterblijft. Scholen melden deze kinderen aan bij de BSA, waar ze drie jaar lang twee middagen per week les krijgen.
De BSA is voor kinderen die goed kunnen rekenen, maar moeite hebben met taal, vooral met begrijpend lezen. Vaak spreken ze thuis een andere taal, zoals Turks, Marokkaans of Oekraïens, waardoor ze een achterstand hebben in het Nederlands. De kinderen hebben de potentie om naar de havo of vwo te gaan, maar ze hebben extra hulp nodig om dit niveau te halen. In het begin hadden we veel Turkse en Marokkaanse kinderen. Nu hebben we ook Oekraïense en Roemeense kinderen. Daarnaast zijn er ook veel kinderen van expats.’
Er is een hardnekkige kloof tussen de onderwijsresultaten van leerlingen die thuis alleen Nederlands spreken en leerlingen die meertalig opgroeien. Dat geldt zowel voor de kinderen van mbo-, hbo- als wo-opgeleide ouders. En dat terwijl meertaligheid juist heel veel voordelen heeft, zowel voor individuen als voor de maatschappij. Talenkennis is onmisbaar voor internationale contacten, en geeft je toegang tot kennis en culturen. Kennis van de talen van je ouders bevordert je sociaal-emotionele ontwikkeling, helpt bij het leren en versterkt je identiteitsvorming. Bij het benutten van meertaligheid als bron van kennis en kansengelijkheid is een rol weggelegd voor professionals, beleidsmakers en ouders.
Wil je meer beter over de voordelen van meertaligheid en de connectie met kansengelijkheid? Lees dan verder in de brochure die Drongo, platform voor meertaligheid, in opdracht van de Gelijke Kansen Alliantie maakte.
‘Het gaat om de middengroep’
‘De kinderen worden eind groep 5 aangemeld door de intern begeleiders van de scholen waarmee we samenwerken. Wij geven hen mee dat ze vooral moeten letten op het niveau van begrijpend lezen. Indicatoren daarvoor zijn het scoren van een onvoldoende op de Cito-toetsen, ICE Eindevaluatie Primair Onderwijs (IEP) en de methodentoetsen. Het gaat echt om die middengroep, waarbij de gemeente Schiedam opmerkte dat het zonde is als we niet in die groep investeren. Onze focus is ervoor te zorgen dat die kinderen goed terechtkomen.’
Een intern begeleider (IB’er) is iemand die verschillende ondersteuningstaken voor de school doet. Deze begeleiders geven in principe geen les, maar ondersteunen de leerkracht bij taken waar in de reguliere lessen geen ruimte voor is of waar de docent geen tijd voor heeft. De intern begeleider stelt daarnaast samen met de schoolleiding en collega's het zorgbeleid van de school op. Dit wordt vastgelegd in het schoolondersteuningsprofiel. De IB-er kijkt welke hulp en zorg de school kan bieden, en waar extra dingen nodig zijn.
‘De leerkrachten hebben daar natuurlijk ook zicht op. Het is wel van belang dat het kind voldoende scoort op rekenen, zodat we weten dat er een bepaald intelligentieniveau is. De scholen weten welke leerlingen net dat beetje extra aandacht nodig hebben. We streven ernaar dat kinderen minimaal naar de havo gaan als ze drie jaar naar de BSA zijn geweest. Dat is wat wij ouders beloven. Over het algemeen halen we dat doel ook.’
‘We zien de leerlingen het liefst structureel drie jaar lang in dezelfde groepssamenstelling. Dan kan je veel bereiken. De ouders zijn erg blij dat hun kind deze kans krijgt. En geven ook aan dat ze dit zelf hebben gemist vroeger. Daarom stimuleren wij hen om thuis door te gaan. Om samen een boek te lezen en woorden te oefenen. Zodat ze van elkaar leren.’
Hoe ziet een les van de BSA eruit?
‘Voor elke les leggen we allerlei kranten klaar. In groep 6 is dat de Kidsweek. Dat is de kinderkrant. Voor groep 7 en 8 zijn er artikelen uit het Algemeen Dagblad, NRC of Trouw. Dat is best moeilijk, maar we leggen de lat hoog. Wat vinden ze interessant? Wat weten ze nog niet? En wat gebeurt er allemaal in Nederland en de rest van de wereld? Vervolgens praten ze in tweetallen over wat ze hebben gelezen. Ze oefenen met samenvatten en het vormen van de juiste zinnen. Daarna hebben we met z’n allen een gesprek over één van de artikelen. Dan kiezen we het liefst een artikel waar de meningen over verschillen. Denk aan het dragen van een helm als je op een fatbike rijdt. Dan krijg je ze wel aan het praten. Ons doel is om de kinderen echt met elkaar te laten praten en dit zo min mogelijk te sturen.’
‘Na het leesgedeelte werken de kinderen aan hun woordenschat en het begrijpend lezen. Elke week leren ze vijftien nieuwe woorden. Deze woorden worden steeds herhaald, zodat ze het goed onthouden. Veel kinderen bij de BSA hebben een taalachterstand in het Nederlands. Thuis wordt er vaak geen of weinig Nederlands gesproken, en daardoor kennen de kinderen minder woorden. Dat maakt het moeilijk om teksten te begrijpen en mee te komen op school. Bij de BSA worden ze drie jaar lang overstelpt met nieuwe woorden, waardoor ze op het juiste niveau komen voor de middelbare school.’
Een opvliegende Donald Duck
‘We werken met verschillende thema’s, nu staat Donald Duck centraal. Dat blad heeft als doelgroep kinderen, maar staat alsnog vol met moeilijke woorden. Zoals de zin: ‘Hij is opvliegend van aard.’ Dan beginnen we bij de basis. We leggen uit wat aard betekent, dat dat je karakter is. Of je persoonlijkheid. Dat zijn al drie moeilijke woorden; opvliegend, aard en persoonlijkheid. Vervolgens bieden we dat aan in een voorbeeldzin. En bij de Donald Duck heb je afbeeldingen, dan zie je dat hij heel boos wordt. Dan wordt het woord opvliegend in beeld gebracht. Zo leren ze deze woorden makkelijker. Een afbeelding, een voorbeeldzin, het uitleggen en ze het zelf laten gebruiken. Dat zijn allemaal verschillende methodes om te leren.’
‘Bij de BSA groeit niet alleen de woordenschat van de kinderen, maar ook hun zelfvertrouwen. Ze merken dat ze slimmer worden en dat ze meer begrijpen van wat er in de wereld gebeurt. Soms begrijpen ze een woord dat een ander kind nog niet kent. Dat geeft ze een trots gevoel.’
‘Geef ze ruimte en de vrijheid om te kiezen’
‘Ook geven we ze de ruimte om meer onderzoek te doen naar bepaalde thema’s. Dan mogen ze op websites informatie opzoeken en een presentatie maken. Zo doen ze ook academische vaardigheden op. We nodigen dan ook de ouders uit voor de presentatie. Dit is ook een mooie voorbereiding op het voortgezet onderwijs. Ze leren presenteren en voor een groep staan en dat leidt tot meer zelfvertrouwen.’
‘Daarnaast is het belangrijk dat je kinderen laat lezen wat ze willen. Dring ze niet een boek op, waarvan je zelf denkt dat het een goed boek is. Geef ze de vrijheid om te kiezen. En dat kan dus ook de krant zijn. De kinderen leren welke boeken bij hen passen of welk genre. Als ze eenmaal een boek hebben gevonden dat bij ze past, dan is het helemaal mooi als er meerdere delen van zijn. En dan merk je ook dat ze er plezier in krijgen. Dat is best moeilijk in een tijd met heel veel andere verleidingen thuis, zoals de televisie en games.’