Lezen is meer dan het opnemen van informatie deel 2
Nederland was ooit het meest geletterde land van Europa. Nu lopen we in lees- en schrijfvaardigheden niet meer voorop. Hoe kunnen we dat verbeteren? Met die vraag houdt hoogleraar Els Stronks zich dagelijks bezig. Dit is het tweede deel van het gesprek met Els, het eerste deel vind je hier.
We gingen eerder met Els in gesprek over het niveau van basisvaardigheden op Nederlandse scholen en filosofeerden over oplossingen. Zoals de succesformule in Ierland. ‘Lezen is informatie opnemen en dus cognitief werk. Maar ook voelen, denken, ervaren, reflecteren en dingen door je heen laten gaan. In Ierland is het hele systeem is omgegooid. Er werd meer tijd vrijgemaakt voor lezen op school. Dat is het eerste wat zij goed gedaan hebben. Dus niet ergens een radartje, maar een breed gedragen keuze maken voor meer lezen en dat ook echt doen.’
Els: ‘Er is een systemisch probleem – het achterblijven van de leesvaardigheid in Nederland-, dat enkel via systemisch onderzoek opgelost kan worden. Dat betekent dat we niet zoeken naar causaliteit. Want daar is het systeem - het hele onderwijs - veel te groot voor. Maar wel naar contributie. Met andere woorden; iets draagt bij aan iets. De term ‘bewezen effectief’ is niet in beton gegoten. Al lijkt dat informeel wel zo omdat er vaak vanuit een bepaald type onderzoek wordt uitgegaan. We moeten morrelen aan die term, zodat er beweegruimte komt. Zo kunnen we op grote schaal iets veranderen en onderzoek en maatregelen toepassen die dit kunnen waarmaken. Als je naar Ierland kijkt, dan kan dat. Nederland is samen met Vlaanderen het enige land ter wereld dat het leesonderwijs cognitief heeft ingericht. En ook in Vlaanderen gaat het niet goed.
‘Je ziet dat bij landen die uit het dal omhoog kruipen, zoals Ierland, wordt geïnvesteerd in veel en regelmatig lezen. Dat betekent dat er tijd voor lezen wordt gemaakt in de lessen. We weten uit onderzoek dat leerlingen dan ook thuis vaker gaan lezen. Het is daarom goed dat bibliotheken zo gestimuleerd zijn hun aanbod op scholen zichtbaar te maken. Je moet ervoor zorgen dat de toegang tot boeken makkelijk is voor leerlingen.’
‘De app van de Koninklijke Bibliotheek (KB), genaamd Lees, maakt dit mogelijk. Er worden nu al meer boeken uitgeleend dan de KB verwachtte. Dat is heel goed nieuws, want daaruit blijkt dat de leerlingen interesse hebben. En dat leerlingen in hun eigen tijd investeren om vooruit te komen met lezen. Als je mag lezen omdat je nieuwsgierig bent, dan doe je het sneller. Vrij lezen is leuker dan voor school lezen.
Wordt er in Ierland een keuze gemaakt in welke boeken er worden gelezen?
‘Ja, en dat maakt dat het Ierse voorbeeld nog meer vragen voor ons oproept. Elk Brits kind leest vanaf een jaar of zes Shakespeare. Niet omdat het zo makkelijk is, maar omdat ze uitgaan van het principe dat het helpt om dergelijke literatuur te lezen. Dat hebben we in Nederland nooit gehad. Het besef van een gedeelde cultuur die we aan kinderen willen doorgeven. Zo creëer je uiteindelijk ook kansenongelijkheid. Nu deelt de elite die cultuur wel door te lezen, maakt er bijvoorbeeld grapjes over, herkent elkaar daar in. Kinderen die dit niet meekrijgen staan er automatisch buiten.’
‘Het SCP-rapport Eigentijdse ongelijkheid is voor mij allerbelangrijkste rapport over kansengelijkheid want het maakt onderscheid in vier typen kapitaal. Dat is revolutionair, want van oudsher gaat het om twee soorten kapitaal: sociaal en economisch. Het SCP noemt daarnaast ook persoonlijk en cultureel kapitaal. Dit rapport laat zien dat alleen cultureel kapitaal de sociale mobiliteit stimuleert. Dat druist misschien totaal tegen ieders intuïtie in. Maar het laat juist zien dat je thuis voelen, grapjes snappen, mee kunnen doen, ontzettend belangrijk is. En dat gaat niet als je de cultuur niet deelt.’
‘Meer lezen helpt, maar meer schrijven ook. Uit enquêtes weten we dat jongeren liever schrijven dan lezen. In het schrijfonderwijs ligt het accent nu ook het cognitieve. Een goede structuur maken, alinea’s aan elkaar verbinden, koppelwoorden op de juiste plek zetten. Allemaal interessant, maar dat is niet het enige waar schrijven over gaat. Je bent daarnaast ook bezig met wat je wil zeggen en niet alleen met het structureren.’
‘Het huidig leesonderwijs is weinig pedagogisch van aard. Wat de Gelijke Kansen Alliantie doet is zien wat een kind (nog) niet kan, maar wel wil. Vervolgens zorg je ervoor dat het kind in een stimulerende omgeving komt waardoor talent wordt geprikkeld. Dat is pedagogisch gezien ideaal. Je wilt dat het onderwijs iets doet voor jou als mens. Dat zien we niet meer terug in het huidige leesonderwijs. Dat richt zich voornamelijk op of je informatie kan vinden en goed kan ordenen. Dat willen we anders doen. Vooral omdat we uit onderzoek weten dat als je als kind het label van slechte lezer krijgt, je daar altijd last van houdt. Dat label krijg je omdat het wordt afgemeten van het gemiddelde – en bij toetsen zoals we die nu hebben, zijn er ook altijd leerlingen die een onvoldoende halen. Dat is nu eenmaal het systeem. Als je in die groep zit, dan kom je er ook bijna niet meer uit. Mensen internaliseren dat label (zie je wel, ik kan het niet). We weten daarnaast uit onderzoek dat kinderen en jongeren wiens ouders minder (voor)lezen, eerder dat label krijgen. Zij komen daar ook niet meer vanaf in een toetssysteem dat vooral op cognitie toetst. Terwijl we weten dat als je het onderwijs anders inricht, mensen op culturele kennis toetst en hun vermogen om dingen te verbeelden, grote verhalen te zien dat er dan juist mobiliteit mogelijk is. Op cognitieve schaal zijn de afwijkingen heel groot. Op de affectieve schaal kan de verdeling heel anders zijn. Dat zie je het beste als je naar het schrijfonderwijs op het vmbo en vwo vergelijkt. Leerlingen op het vmbo doen het beter dan vwo-leerlingen als het gaat over schrijven over affectieve bezigheid. Kortom, schrijven over jezelf en je ervaringen.’
‘Het huidige onderwijs faciliteert juist die vwo-leerlingen, de groep die cognitief sterk is. Vmbo-leerlingen delen graag hun leeservaringen, praten graag met elkaar. Door te praten word je een betere lezer, dat weten we uit onderzoek. Kansenongelijkheid komt ook door die focus op het cognitieve. Als je het affectieve uitschakelt, dan zet je mensen die daar juist goed in zijn op achterstand. Is dus tijd voor een aanpassing.’
‘In de LeesEvolutie doen we veel met samen lezen. We weten uit onderzoek dat het helpt om samen met iemand te lezen en hierover te praten. Dat kan je over hobbels helpen en je stimuleren. Peers zijn daarin van andere betekenis dan een docent. Door dit soort dingen te benutten, kunnen we misschien net als Ierland toch de opwaartse lijn vinden.
LeesEvolutie is een NWO-project, horend bij de Nationale WetenschapsAgenda (NWA) met de Universiteit Utrecht als penvoerder. Tussen 2024 en 2032 werken consortiumleden samen met partners buiten het consortium aan de herinrichting van het Nederlandse leesonderwijs. LeesEvolutie wordt mogelijk gemaakt door hoofdsponsor NWO.
De resultaten van het Nederlandse leesonderwijs vallen al jaren tegen. Er werd de afgelopen tijd naar onderzoek gekeken voor oplossingen. Welk leesonderwijs werkt, volgens dat onderzoek? Grootschalige verbeteringen bleven nog uit. Om betere antwoorden te geven op de vraag wat werkt, trekken in dit project wetenschappelijke disciplines nu samen op. Onderzoek en praktijk sluiten ook nauwer op elkaar aan. Steeds wordt meegenomen hoe lezen door digitale media verandert, en het leesonderwijs daarop in kan spelen. Op basis van evoluerende inzichten zorgen onderzoekers met leerlingen, docenten, docentenopleiders, methoden- en toetsmakers en beleidsmakers voor herinrichting van het Nederlandse leesonderwijs.