Lessen van de leernetwerken: "Je hoeft niet alles samen te doen, maar je moet wel zeker weten dat jouw actie bijdraagt aan het gezamenlijk doel"

“Hoe pakken anderen kansengelijkheid eigenlijk aan?” Deze vraag komt veelvuldig terug in onze gesprekken met de gemeentes en scholen waar we komen. Uitdagingen in een bepaalde stad of school in het ene deel van het land zien we vaak terugkomen elders in het land. Het delen van kennis over het vraagstuk rondom kansenongelijkheid kan daarom een goede eerste stap zijn in het aanpakken ervan. Want een interventie die op de ene school werkt, kan inspirerend zijn voor een andere school.

Leernetwerken
Beeld: ©GKA

In januari startte de Gelijke Kansen Alliantie daarom drie leernetwerken: één voor wethouders, één voor schoolleiders en één voor leraren. In deze leernetwerken gingen deelnemers vanuit het hele land in gesprek met andere professionals uit hun veld om goede voorbeelden, uitdagingen en leerprocessen uit te wisselen.

Nu, bijna een jaar na de start van de leernetwerken, blikken we met de deelnemers terug op de bijeenkomsten. Maandag 4 november kwamen de deelnemers van alle leernetwerken voor het eerst samen op de slotbijeenkomst in Utrecht. Hier deelden ze hun inzichten met elkaar en bespraken ze ieders rol in het bevorderen van kansengelijkheid. 

Waarom deden ze mee? Wat heeft het hen gebracht? En gaan ze hun lokale uitdagingen nu anders aanpakken? Twee leerkrachten, een schoolleider, en een wethouder delen hun ervaringen:

Wat was voor jou de aanleiding om mee te doen aan het leernetwerk?
Charlotte Thomassen en Britt van Ewijck, beide leerkracht op de BBS de Vuurvogel in Helmond:

Thomassen: “Ik doe een master Educational Needs en het thema kansengelijkheid is ook onderdeel van mijn onderzoek, dus ik wilde hier ook graag kennis ophalen en soms ook kunnen brengen.”

Van Ewijck: “We werken op een school in de binnenstad van Helmond, waar veel ongelijke kansen zijn en achterstanden bij ouders. We zien dat ook meteen doorsijpelen in de klassen, door kinderen die bijvoorbeeld zonder ontbijt naar school komen, kapotte kleren aan hebben of geen zwemdiploma’s hebben. Veel van dit soort kleine dingen. We zien het niet alleen terug in de resultaten van kinderen, maar ook in gedrag.”

Thomassen: “Je merkt ook dat veel van onze leerlingen te kampen hebben met stress, omdat thuis de situatie vaak niet stabiel is.”

Saskia Bruschke, schoolleider IKC Zuid-Kennemerland in Schalkwijk:
“Kansengelijkheid is bij ons continue een thema, want we hebben in Schalkwijk heel veel leerlingen met een taalachterstand in het Nederlands. Ook hebben we veel zij-instromers en veel ouders die zelf de Nederlandse taal eigenlijk helemaal niet beheersen en ook best wel moeite hebben om het allemaal goed voor elkaar te boksen in het dagelijks leven. We zien ook veel complexe thuissituaties waardoor het gedrag en het sociaal-emotionele ook een probleem is. Dus we zijn ook heel erg op zoek naar hoe we niet alleen op school hulp kunnen bieden maar ook kunnen inhaken op het gezin.”

Jeffrey Keus, wethouder Leidschendam-Voorburg:
“Wij hebben in onze gemeente echt aandachtswijken, zoals Leidschendam-Noord. Als je het hebt over sociaaleconomische statusscores dan loopt het best wel uiteen, met hele hoge tot lage scores. En dat in een redelijk compacte gemeente. Omdat we naast Den Haag liggen hebben we ook te maken met grootstedelijke vraagstukken. Ik was benieuwd naar hoe andere wethouders omgaan met hoe je de verschillende domeinen, bijvoorbeeld cultuur of het ruimtelijk domein, betrekt bij de opgave om alle kinderen veilig, gezond en kansrijk op te laten groeien.”

Hoe heb je het leernetwerk ervaren?
Van Ewijck: “Je leert hoe ze het op andere plekken aanpakken, ik vond het wel heel waardevol om vanuit verschillende contexten mensen te spreken over dit onderwerp.”

Thomassen: “Er zijn ook verschillende sprekers langsgekomen wat we allebei wel heel waardevol vonden en waar we specifieke dingen uit hebben opgehaald. Onze taak is nu om dat terug de school in te brengen.

Bruschke: “Mijn hele netwerk is in Amsterdam en Haarlem en ik vind het heel waardevol dat ik hier met mensen uit allemaal plekken zat die ik niet eens kende. Dus je hebt voor het eerst gewoon een landelijk netwerk, waardoor je ook hele andere dingen uitwisselt. Er was bijvoorbeeld een school met een heel andere doelgroep dan mijn school, en dan zijn er toch heel veel overlappingen als het om het thema gaat. Het maakt dus niet uit of het speciaal onderwijs is met 80% kinderen met een andere cultuur en armoedeproblematiek, of dat het een school uit een klein dorp is. Ik kreeg van die schoolleider direct een paar tips waarvan ik dacht, hé echt interessant, die kan ik eigenlijk direct toe kan passen.”

Keus: “Fantastisch! Ik vond het enorm leerzaam, een hele rijke ervaring juist omdat het een gevarieerd gezelschap is. Het zijn allemaal wethouders uit alle windstreken, dus iedereen werkt in een andere context en heeft een brede portefeuille. Er was veel herkenning en er waren veel momenten dat we concreet van elkaar hebben kunnen leren, wat ons veel handvatten gaf om in onze eigen gemeenten weer nieuwe stappen te zetten.”

Welke lessen neem je met je mee?
Thomassen: “Ik heb ingezien dat een kleine bewustwording al heel veel verschil kan maken, hoe je je opstelt en hoe je je tot anderen verhoudt kan heel veel uitmaken in het opbouwen van een vertrouwensrelatie. Die relatie ligt ten grondslag aan een goede samenwerking met ouders en kinderen, en ook binnen een schoolteam.”

Van Ewijck: “Cultureel responsief lesgeven was niet per se iets nieuws voor me, maar ik denk wel dat het belangrijk is dat mensen zich hier meer bewust van zouden zijn. Het zijn zulke kleine simpele dingen die al een verschil kunnen maken. Het concept van de Familieschool vond ik heel interessant. Dat is nog wel een mooie om binnen de school toe te passen en te kijken wat we daarin nog meer zouden kunnen doen.”

Keus: “Dat je kinderen per definitie moet betrekken: ze zijn geen work in progress, maar onderdeel van je samenleving met interessante en waardevolle inbreng. Ook de theoretische handvatten over wat een samenwerking succesvol maakt, zoals een gedeelde agenda: je hoeft niet alles samen te doen, maar je moet wel zeker weten dat jouw actie bijdraagt aan de gezamenlijke agenda. Ook de perspectieven van schoolleiders en leerkrachten op de gemeente waren interessant. Als gemeente hebben we nog een behoorlijke slag te maken, als pedagogische samenleving kunnen we het echt beter doen voor kinderen. En nog iets heel concreets: geïnspireerd door een andere wethouder heb ik mijn portefeuillenaam laten aanpassen van Jeugd en Onderwijs naar Talentontwikkeling.”

In het kort: wat geven jullie anderen mee?
Van Ewijck: “Wees je extra bewust van je eigen handelen, doe kennis op over armoede, gelijke kansen en reflecteer dan op wat je doet in de klas. Dan kun je je bewust worden van wat je doet en hoe dat invloed heeft op de reactie van het kind.”

Thomassen: “En weet ook wie je zelf bent. Dat is belangrijk om een goede partner te zijn binnen de ontwikkeling van een kind.”

Keus: “Je moet scherp houden voor wie je het doet. Ook een wethouder loopt het risico dat hij het systeem in wordt getrokken en het merendeel van zijn tijd op het gemeentehuis spendeert, dus meer naar buiten gaan is zeker belangrijk.”

Bruschke: “Verbreed je horizon. Zoek andere schoolleiders op om je eigen aannames eens positief-kritisch te bekijken en kennis uit te blijven wisselen.”