De weg naar een betere meer kansrijke overgang van po naar vo
Kinderen met vergelijkbare cognitieve capaciteiten stromen op basis van hun sociale achtergrond nog altijd door naar verschillende onderwijsniveaus. Hoe effectief zijn veelbelovende aanpakken om de overgang van primair naar voortgezet onderwijs te verbeteren? Vanuit het NRO-onderzoeksprogramma ‘Doorstroom in een kansrijk stelsel’ doet senior onderzoeker Marjolein Muskens van KBA Nijmegen onderzoek naar de kennishiaten die hierin bestaan. Binnen dit onderzoeksprogramma starten zes leertrajecten waarin de onderwijspraktijk en wetenschappers samen kansrijke initiatieven implementeren en onderzoeken om de overgang van po naar vo te verbeteren.

Kennislacunes, de ontbrekende puzzelstukjes
Hoe kan de overgang van po naar vo soepeler en kansrijker? Hoe kun je beter differentiëren en inspelen op de verschillende niveaus van leerlingen? Hoe kun je beter het niveau van een leerling bepalen? Meer kennis is nodig om deze kennishiaten te kunnen invullen. Marjolein Muskens: “De brugklasperiode kan worden ingericht op één niveau, op twee niveaus in zogenaamde ‘dakpanklassen’, maar ook op drie of meer niveaus. Ook kan deze periode één, twee of drie jaar duren. Er is op dit moment nog weinig onderzoek gedaan naar de relatie tussen de inrichting van de brugklas en het welbevinden en het gevoel van sociale veiligheid van de leerlingen. Kennis over deze sociaal-emotionele kenmerken zoals welzijn en zelfvertrouwen ontbreken terwijl deze een voorwaarde zijn om goed te kunnen leren en ontwikkelen. Drie van de zes leertrajecten binnen het NRO-onderzoeksprogramma richten zich hierop”,
“Als je over zou willen stappen naar een driejarige brede brugklasperiode, dan is het heel belangrijk dat alle leraren kunnen differentiëren in klassen met leerlingen van verschillende niveaus. Moeten er methodes voor worden ontwikkeld? Is er bijscholing nodig? Ook is hiervoor een toets infrastructuur nodig om een leerling te kunnen monitoren: waar staat de leerling nu en krijgt deze nu op het juiste niveau les? Drie leertrajecten richten zich hierin op specifieke doelgroepen. Eén leertraject richt zich op hoogbegaafde leerlingen en welke voorzieningen daarvoor nodig zijn. Er bestaan bijvoorbeeld wel al plus-klassen waar hoogbegaafde leerlingen vanaf hun tiende levensjaar terechtkunnen. Wat het effect van plus-klassen is, moet nog worden onderzocht. De twee andere leertrajecten richten zich op leerlingen met een taalachterstand en leerlingen in het speciaal onderwijs”.
De aanpak van een meerjarig onderzoeksprogramma
Binnen de meerjarige leertrajecten werken praktijkprofessionals en onderzoekers samen; ze introduceren aanpakken of mechanismen in de onderwijspraktijk die moeten zorgen voor gelijkere kansen bij de doorstroom van het primair naar het voortgezet onderwijs. Vervolgens brengen ze de effecten van deze aanpakken of mechanismen in kaart. “De meeste van de leertrajecten werken samen met scholen uit hun eigen netwerk. Het onderzoeksvoorstel is in goed overleg geschreven. Op het moment dat er resultaten bekend zijn, is het doel om deze kennis actief te gaan delen met alle scholen via symposia en bijeenkomsten”.
De leertrajecten van het NRO-onderzoeksprogramma zijn op dit moment in de voorbereidende fase. “In deze meerjarige onderzoeken is gekozen voor een mix van kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Onderzoekers voeren gesprekken met leraren en schoolleiders en verzamelen ook harde cijfers. Bijvoorbeeld in een leertraject waarbij onderzoekers kijken of met behulp van modellen een schooladvies kan worden geoptimaliseerd. Om de effecten van de leertrajecten goed te kunnen beoordelen, worden deze verschillende onderzoeksmethodes naast elkaar gebruikt. Onderzoeksresultaten kunnen elkaar versterken of tegenspreken. Als de eerste bron iets anders zegt dan de andere bron, wat betekent dat voor de effectiviteit? Dit zal deels kwantificeerbaar zijn maar deels ook kwalitatief, ook omdat het gaat over de ervaringen van mensen”.
Praktijk versus bevordering van kansengelijkheid
In de praktijk van kansrijke doorstroommechanismen hebben we ook te maken met grote uitdagingen. Hoe kun je dit goed implementeren als de praktijk een tegengestelde beweging laat zien? “Als het doel is om leerlingen met verschillende achtergronden elkaar zoveel mogelijk te laten ontmoeten op school zou je willen dat leerlingen naar een brede scholengemeenschap gaan en lang met verschillende niveaus bij elkaar zitten. Maar in de praktijk zijn veel ouders erop gericht om hun kinderen zo snel mogelijk naar een zo hoog mogelijk niveau te krijgen. Door ouders wordt vaak gekozen voor een brugklas voor hun kind die niet per se bijdraagt aan kansengelijkheid. De categorale gymnasia zijn bijvoorbeeld heel populair”.
Diversiteit in onderwijsaanbod van brugklassen
“Ondanks dat het onderzoeksprogramma in de startfase zit, kun je al wel in de aanvragen van de leertrajecten die gaan lopen zien dat de diversiteit van het onderwijsaanbod heel groot is. Per school maakt het echt uit hoe een brugklas eruit ziet. Wordt er één niveau aangeboden of kunnen leerlingen op meerdere niveaus tegelijk les krijgen? En hoe gaat een leraar daar dan mee om? De keuze is breed. Ouders zijn bij de keuze voor een school zich daar niet altijd bewust van, is onze indruk”.
Het belang van een goede doorstroom in een kansrijk stelsel
De bevordering van de toegankelijkheid van het onderwijs en van een goede doorstroom is een wettelijk verankerde taak van de overheid en van scholen. De doorstroomkansen zijn niet gelijk voor verschillende groepen leerlingen en dit houdt de bredere, maatschappelijke ongelijkheid in stand. “Het gaat om een cruciaal moment in de onderwijsloopbaan. Het niveau waarop leerlingen geplaatst worden in het vo, op basis van het schooladvies, is sterk voorspellend voor hun eindniveau. In theorie is ons stelsel zo ingericht dat een verkeerde inschatting in de overgang van po naar vo later kan worden hersteld. Een leerling die begint in vmbo kan doorstromen naar havo en van daaruit naar vwo. Maar in de praktijk gebeurt dit niet zo vaak. Naast dat het veel tijd kost, kan ook ‘self-fulfilling prophecy’ een rol spelen: bijvoorbeeld als een leerling gaat geloven dat die een ‘echte vmbo’er’ is. Er spelen allerlei mechanismen die ervoor zorgen dat wat er in de overgang van po naar vo wordt gezegd over de leerling, ook werkelijkheid wordt”.
Van kennis naar beleid?
“Potentieel kan de uitkomst van ons onderzoeksprogramma impact hebben. Met dit onderzoek hebben we informatie in handen waarmee je de overgang van primair naar voortgezet onderwijs kunt optimaliseren. Hoe geef je een goed schooladvies? Hoe richt je de brugklasperiode zo in dat leerlingen het naar hun zin hebben, zich veilig voelen en gemotiveerd zijn? Het helder krijgen van de kennislacunes hierin zal helpen om hier antwoorden op te vinden”.
Het is belangrijk om het grote plaatje te blijven zien van deze zes leertrajecten en of het geheel aan maatregelen gaat zorgen voor meer kansengelijkheid. Het onderzoeksprogramma met deze leertrajecten stelt ons in staat om hierover meer kennis op te doen. Dit onderzoeksprogramma is ongekend groot en gaat veel interessante resultaten opleveren. De onderzoeksresultaten van de meerjarige leertrajecten zijn te verwachten over ongeveer vijf jaar.