Effectief schoolbeleid

Deze studie van Dobbie en Fryer (2013) kijkt naar het effect van variatie in managementkeuzes van scholen (charter schools) op onderwijsuitkomsten. Uit de studie blijkt dat traditionele input (zoals klassengrootte, het opleidingsniveau van docenten, uitgaven per leerling etc.) niet gecorreleerd is met de effectiviteit van een school. Effectiviteit is daarbij geoperationaliseerd als het verbeteren van de reken- en taalvaardigheid. Welke vijf factoren wel sterk gecorreleerd bleken met de effectiviteit van een school zijn frequente feedback aan docenten, het gebruikmaken van data om de lessen in te richten, dubbele-dosistechnieken, een verlengde instructietijd, en tot slot het uitdragen van hoge verwachtingen. Deze factoren lieten een sterke correlatie (samenhang) zien met verbeterde reken- en taalvaardigheden. 

Over het onderzoek naar effectief schoolbeleid

  • School: VO
  • Evidentie: gerandomiseerd experiment
  • Locatie: Verenigde Staten
  • Bronnen:
    • Dobbie, W., & Fryer, R. (2013). Getting beneath the veil of effective schools: evidence from New York City. American Economic Journal: Applied Economics,5 (4), 28-60.           

    • Pp. 60-63 in Fryer, R. (2016). The production of human capital in developed countries: evidence from 196 randomized field experiments. 

Achtergrond

De keuzes die het management van een school maakt zijn zeer belangrijk voor de onderwijsuitkomsten. Maar wat voor schoolbeleid is effectief? Dobbie en Fryer (2013) bestuderen zogenaamde charter schools uit New York om dit te onderzoeken. Een charter school is een onafhankelijk bestuurde openbare school (high school), die openstaat voor alle inwoners. Sociaal-economische status of eerdere academische prestaties zijn geen reden om leerlingen te weigeren.

Doelgroep

Voor deze studie is gekeken naar de managementkeuzes van verschillende New York City charter schools (high schools). 

Interventie

Deze studie maakt gebruik van de variatie in reeds bestaande managementpraktijken op 39 New York City charter schools. Door middel van surveydata en administratieve data wordt onderzocht welke factoren de leerprestaties van leerlingen verbeteren. De effectiviteit van beleid wordt gemeten door de samenhang (correlatie) tussen een bepaalde managementkeuze (bijv. het aanbieden van de dubbele-dosisaanpak) en de verbetering in leerprestaties vast te stellen. Deze laatste factor wordt gemeten door gestandaardiseerde test scores op reken- en taalvaardigheid. Als input worden verschillende factoren gebruikt, waaronder klassengrootte, uitgaven per leerling, het aandeel docenten zonder startkwalificatie, het niveau van de startkwalificatie, frequentie van feedback aan docenten, gebruik van data om de lessen in te richten, aanbieden van dubbele-dosisaanpak, instructietijd, en de hoogte van verwachtingen. De input categoriseert daarmee een pallet aan keuzes die het management van een school kan maken.

Resultaten

Uit de studie blijkt dat traditionele input (klassengrootte, uitgaven per leerling, aandeel docenten zonder startkwalificatie, aandeel docenten met een hoge startkwalificatie) niet gecorreleerd is met de effectiviteit van een school. Welke vijf factoren wel sterk gecorreleerd bleken met de effectiviteit van een school zijn frequente feedback aan docenten, het gebruikmaken van data om de lessen in te richten, dubbele-dosistechnieken, een verlengde instructietijd, en tot slot het uitdragen van hoge verwachtingen. Deze factoren lieten een sterke correlatie zien met verbeterde reken- en taalvaardigheden. In een overzichtsstudie van Fryer (2016) wordt verkend in hoeverre deze gevonden correlatie ook te vertalen is naar causatie (zie bron II). Samenhang hoeft immers niet noodzakelijkerwijs te betekenen dat het ene het andere verklaart.