Jenny Bosman
Wij vroegen 9 young professionals met ervaring in de onderwijspraktijk en ervaring als beleidsmaker, naar hun kijk op Gelijke Kansen in het onderwijs; Wat zijn de grootste uitdagingen die zij zien? Waar liggen kansen voor verbetering? En welke rollen en taken zien zij voor zichzelf en anderen hierbij weggelegd? Deze keer Jenny Bosman die het klaslokaal verruilde voor het kantoor: “Kleuters moesten leren hoe je speelt in de poppenhoek.”
Naam: | Jenny Bosman |
Leeftijd: | 28 jaar |
Studie: |
Master Jeugdstudies (2017) Master Special Educational Needs (2013) Bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs (2012) |
Sinds september 2017 trainee bij BMC |
“Een jaar lang stond ik voor de klas bij een groep 7 met kinderen uit bevoorrechte gezinnen en een jaar voor groep 1-2 van een basisschool in de Utrechtse aandachtswijk Kanaleneiland. Daar waren kleuters die niet of nauwelijks de Nederlandse taal beheersten en thuis geen Nederlands spraken. Kleuters die in de winter geen sokken in hun schoenen hadden en die nog moesten leren hoe je rollenspellen speelt in de poppenhoek. Bij een uitje naar de dierentuin bleek dat zo’n 80% nog nooit een dierentuin bezocht had.
Alle kansen
Het is lastig wanneer basale dingen zoals in een kring zitten, op je stoel blijven zitten en de juf niet mag storen als ze de kralenketting omheeft, onbekend terrein zijn. De kinderen van groep 7 hadden ouders die hun optimaal stimuleerden in hun ontwikkeling en die de weg kenden binnen het Nederlandse schoolsysteem. Herkenbaar voor mij. Zelf ben ik erg beschermd opgegroeid in een Limburgs dorp. Mijn ouders gingen naar school toen mijn schooladvies lager uitviel dan verwacht. Ze zeiden ‘minimaal een 7, anders heb je niet goed geleerd’ en we bezochten de dierentuin en musea. Ik weet niet of het per se nodig is om prestaties van kinderen in deze mate te stimuleren, maar ik heb in ieder geval alle kansen gehad. Het raakte me dat de verschillen zo groot waren. Na een jaar in Kanaleneiland besefte ik dat ik nog zoveel meer wilde doen voor die 25 kinderen, maar dat ik dat niet kon bereiken binnen het klaslokaal.
Structureel verschil maken
Waar kon ik een structureler verschil maken voor meer kinderen? Daar waar het beleid wordt gemaakt en uitgevoerd, daar waar wordt samengewerkt. En dus volgde ik een master Jeugdstudies in Utrecht. Mijn scriptie schreef ik over ‘De invloed van sociaal kapitaal op de relatie tussen sociaaleconomische status en de gezondheid van adolescenten’. Want ook gezondheid is een aspect dat meespeelt. Ik zag bijvoorbeeld dat op de school in Kanaleneiland er bij ouders minder bekend was over gezonde voeding. De kinderen waren er ook wat forser. Jammer was dat meisjes in hogere groepen niet deelnamen aan sportactiviteiten die na school werden georganiseerd omdat dat niet gebruikelijk was.
"Ik wilde meer doen dan bereikbaar was in het klaslokaal"
Overstijgt domeinen
Scholen doen hun uiterste best, maar wat gebeurt er wanneer deze kinderen aan het eind van de dag weer naar huis gaan? Dit is een vraag die we op wijk- of zelfs nationaal niveau moeten stellen. Bovendien overstijgt het antwoord domeinen en departementen. De ouders zijn verantwoordelijk voor hoe kinderen het thuis hebben, maar ze moeten wel de handvatten en hulp krijgen die ze nodig hebben. Ze moeten weten dat er een gereedschapskist is, wat erin zit en hoe ze eraan kunnen komen.
Gereedschapskist
De ouders moeten de tools uit de gereedschapskist aangereikt krijgen. Alleen dan doorbreek je het overgaan van generatie op generatie. Al wanneer ze in verwachting zijn, moeten ouders zich bewust worden van hoe zij hun kind kunnen helpen zich goed te ontwikkelen, van welke handvatten er voor hen zijn. Zo hielden we in Kanaleneiland aan het begin van elk thema een bijeenkomst. Wij beelden samen met de leerlingen uit hoe we taalspelletjes spelen en werken aan hun ontwikkeling. Zo kunnen ouders dat thuis ook doen.
Veel interventies
Op de school in Kanaleneiland gebeurde al veel om verschillen in kansen terug te dringen. Neem de Voorleesexpress en VVE, dat zijn hartstikke goede interventies. En als ik in de landelijke database van het NJI kijk zie ik een enorme hoeveelheid interventies, die positief beoordeeld zijn. Laten we gebruik maken van wat er is, en getoetste interventies inzetten. En daarnaast, laten we aan jongeren zelf vragen waar zij behoefte aan hebben. Hoe sluiten we daarbij aan?
Samenwerking
Het probleem is volgens mij niet een gebrek aan hulp of interventies, het ligt aan de samenwerking tussen disciplines en domeinen. We moeten samenwerken met onderwijs, armoede, GGD, jongerenwerk, gemeente, schuldhulpverlening, WMO etc. En daarbij moet de vraag van een gezin centraal staan. Nu gebeurt het te vaak dat er wordt geconstateerd dat hulp nodig is, maar het stokt of vertraagt bij ‘hoe dan’ en wie het betaalt. Ik wil me de komende jaren hard maken voor het verbeteren van het domein overstijgend werken en denken. Het lijkt alsof alle disciplines een andere taal spreken en ze elkaar niet verstaan.
Te gefragmenteerd
Inmiddels werk ik via BMC bij de gemeente ’s-Hertogenbosch als beleidsmedewerker jeugd. Daar houd ik me bezig met het efficiënter en beter organiseren van de jeugdhulp. Binnenkort ga ik er ook aan de slag met de Gelijke Kansen Alliantie. Ik begrijp en spreek nu de taal van het onderwijs en de gemeente, hopelijk kan ik bijdragen in een betere samenwerking. Want nu is het nog te gefragmenteerd. En dat terwijl in een land als Nederland kinderen niet minder goede kansen moeten hebben vanwege het gezin en de wijk waarin ze opgroeien.”