Marinella Orioni over de rijkdom van meertaligheid
“Er wordt altijd maar gekeken naar wat meertalige kinderen tekort komen, of missen. Dat stoort me. Taalarmoede: dát is een probleem. Een kind dat meerdere talen hoort daarentegen is rijk, het bevindt zich alleen soms in een andere taalverwervingsfase.” Marinella Orioni is taalwetenschapper en Neerlandicus, gespecialiseerd in meertalig opvoeden. Zelf werd ze alleen in het Nederlands opgevoed. “Een Italiaanse die geen woord Italiaans sprak... Ik zei als kind al tegen mijn vader: dat ga ik later echt heel anders doen!”
“We geven steeds meer onderwijs in meerdere talen. Meertaligheid wordt volop gepromoot. Maar al die voordelen lijken te verdwijnen als we het hebben over natuurlijke meertaligheid. We vergeten dat de voordelen die voor een combinatie als Nederlands - Engels gelden, net zo goed voor andere combinaties opgaan.” Marinella Orioni is er stellig over: meertalig opgroeien is geen gebrek, maar kan een groot voordeel zijn. Ongeacht de taal. Of je nu van jongs af aan Nederlands en Engels spreekt, of Berbers en Pools. Of, zoals haar eigen kinderen, Nederlands, Italiaans en Frans.
Een taalrelatie opbouwen tussen ouder en kind
“Mijn man en ik spreken allebei onze eigen taal met de kinderen: ik Nederlands, hij Italiaans. We wonen in Frankrijk, dus buitenshuis spreken ze Frans. Dat doen ze ook met elkaar, dat is op een natuurlijke manier zo gegroeid.” Een ‘taalrelatie’ noemt ze dat: de taal die je vanaf het begin met de ander spreekt. “Die taalrelatie bouw je samen op. Zoiets groeit heel spontaan en op natuurlijke wijze. De taalrelatie ligt heel diep verankerd in de relatie tussen personen. Er hoort een gevoel bij, het heeft te maken met je veilig voelen. Er zit geborgenheid in hoe je naar de ander kijkt.”
Meertalig opvoeden serieus nemen
Daarbij is het wel belangrijk dat je als ouder consequent bent. “Als jij Nederlands en Limburgs met elkaar mengt, weet je kind niet meer wat bij welke taal hoort en welke taal bij wie. Het is belangrijk dat ouders meertalig opvoeden serieus nemen en in het oog houden dat de taalinput in de thuistaal niet overal gebeurt. Op school of met vriendjes is het Nederlands. Dat betekent dat je extra moeite moet doen voor een rijke woordenschat, dus niet alleen huis-tuin-en-keukenwoordjes maar ervoor zorgen dat je taalgebruik meegroeit met je kind.”
Input van kennis is belangrijk
Orioni benadrukt hoe belangrijk het is dat ouders tegen hun kind praten. “Voorlezen, dingen vertellen. Gewoon, als ouder tegen je kind. Die input van kennis is zo ontzettend belangrijk, ook bij eentalige kinderen!” En vraag je kind ook om terug te praten: “Als ik mijn taal spreek maar nooit van mijn dochters verlang dat zij die terugpraten, spreken ze straks geen Nederlands. Het brein kiest de makkelijkste weg: als het niet getraind wordt om een taal actief te gebruiken, beheerst het hem weliswaar passief, maar zal het niet gewend zijn hem echt in te zetten.”
"Kinderen die opgroeien met twee of meer talen hebben misschien wel een voorsprong, geen achterstand!"
Meertalige kinderen bewegen in twee werelden
Als je vanuit een eentalige visie kijkt naar kinderen die opgroeien met twee talen, zie je niet hoe groot hun rijkdom eigenlijk is. Orioni: “We kijken maar naar de helft, of een derde van een kind. Maar die kinderen hebben misschien wel een voorsprong, geen achterstand! Ze groeien op met twee culturen, ze kennen de gewoonten, de gebruiken. Ze bewegen in twee werelden, switchen van de ene naar de andere taal. Vaak denken mensen dat ze die talen niet uit elkaar kunnen houden. Maar switchen is juist een kenmerk van een goede taalbeheersing, dat doen alle meertaligen!”
Bewust zijn van verschillen
Datzelfde switchen is terug te zien bij straattaal, een “taal met regels die kinderen in een bepaalde leeftijdsgroep bewust spreken om zich te onderscheiden van anderen. Ze switchen tussen het Nederlands en de straattaal, tussen Nederlands en dialect, Nederlands en Frans. Afhankelijk van degene met wie ze spreken.” Om verschillende redenen, zoals preciezer zeggen wat je bedoelt of beleefdheid, swichten ze naar de andere taal en daarna weer terug. “Dat zul je niet doen als je weet dat de persoon met wie je praat, die taal niet spreekt, alleen als je allebei meertalig bent en dezelfde talen spreekt.”
De thuistaal is ook belangrijk
We kijken te veel met een eentalige blik, zoveel is duidelijk. “Meertaligheid hóórt bij deze kinderen. Maar de thuistaal wordt vaak over het hoofd gezien. We vergeten dat die ook belangrijk is. Dat de talen zich allebei moeten ontwikkelen om in evenwicht te zijn. Dat ze allebei gewaardeerd horen te worden, thuis én op school!”
Taalverwerving begint al in de buik
De basis voor een goede taalontwikkeling begint al in de buik. Al voor de geboorte stelt het brein zich open voor klanken en woordvolgorden, in één of meerdere talen. Als het kind geboren is, gaat de taalverwerving door. Het brein slaat klanken op die het kind vanaf een jaar in gebrabbel probeert na te bootsen. Tussen de één en tweeëneenhalf jaar volgen de een- en tweewoordzinnen en wordt de woordenschat uitgebreid. Rond het vierde levensjaar ontstaan er systeem en hiërarchie. “Alle kinderen en baby’s ter wereld doorlopen deze fases, maakt niet uit hoe de klanken zijn”, zegt Orioni. “Als je ze in je eerste jaar hebt gehoord, sla je ze op in je hersenen.”
Meerdere taalsystemen in het hoofd bij meertaligheid
Een eentalig kind doorloopt dit proces in één taal, een meertalig kind doorloopt alle fasen in twee of drie talen. Daardoor zijn meertalige kinderen niet te vergelijken met eentalige kinderen, aldus Orioni. “Ze zitten niet op dezelfde manier in elkaar. Wie meertalig opgroeit, zet daarvoor andere hersendelen in.” Bij meertaligheid zitten er meerdere taalsystemen in het hoofd, die door dezelfde hersenfuncties worden aangestuurd. “Als je in het dialect en het Nederlands opgroeit, leer je het Nederlands niet vanuit het dialect of andersom. Je leert ze allebei tegelijk.”
"We moeten er ook rekening mee houden dat steeds meer kinderen wel de kennis hebben, maar niet de woordjes."
Later een taal leren gebeurt anders
Leer je later een nieuwe taal, dan gebeurt dat wel vanuit een basistaal. De manier waarop je zo’n taal aanleert is anders. Orioni: “De mogelijkheid om klanken in je brein op te slaan, sluit zich al voor de eerste verjaardag af. Bij kinderen die één taal horen gebeurt dit eerder dan bij kinderen die meerdere talen horen. Daarna registreert het brein geen zuivere klanken meer, maar zoekt tussen de opgeslagen klanken naar een die er het meest op lijkt. Het verschil uit zich in je accent: dat heb je in een basistaal veel minder!”
Kennis is niet aan taal gebonden
Orioni benadrukt dat kennis niet aan taal gebonden is. “Kennis komt via alle talen binnen en wordt opgeslagen in een niet-talige kennisbasis in ons brein. Als ik jou in het Nederlands iets vertel, kun je het vanavond in het Limburgs doorvertellen. Als een kind heel veel woorden mist, dan mist het aansluiting. Maar we moeten er óók rekening mee houden dat steeds meer kinderen wel de kennis, maar niet de woordjes hebben.”
Benadrukken wat het kind wel weet
Hoe we dat doen? “Door visueel aan de gang te gaan en op een andere manier uitleg te geven. Als een kind het woord vergiet niet kent, weet het dan niet wat een vergiet is? Of is het dat woord in de Nederlandse taal nog niet tegengekomen? We moeten de kennisbasis van het kind aanwakkeren. Dat doe je ook door veel te lezen. Hier in Frankrijk, op de school van mijn dochter, leest de hele school, elke dag na de middagpauze, een kwartier lang. De directrice, de gymleraar, de kantinejuf: iedereen! Dat werkt beter dan steeds benadrukken wat kinderen niet weten. Ze brengen zoveel extra’s in de klas: een stukje cultuur, een extra taal die ze aan andere kinderen zouden kunnen overbrengen. Daar mogen ze trots op zijn!”